Interview Maria 'Tip'

augustus 2014

 

Beste Lezer,

   

Op gepaste tijden zal op onze website een artikel over, een interview met, of een ‘ten huize van’ een belangrijke persoon uit ons Chiro-verleden verschijnen. Noem het zoals je wilt. Bedoeling is om bepaalde personen eens in de kijker te zetten en oude herinneringen op te rakelen. We gaan van start met een gesprek met een kookouder, en niet de minste. Waarom een kookouder? Wel kookouders zijn op kamp meestal onzichtbaar bezig in de keuken, zij behoren niet tot de leidingsploeg en zijn als het ware een ‘klasse apart’. Hun werk wordt zelden ten volle gewaardeerd en door iedereen gezien. In een restaurant ziet men ook zelden de keukenploeg wanneer men gezellig aan het tafelen is. Neem echter de keukenbrigade weg en je hebt geen restaurant meer. Zo ook met een bivak, neem de kookouders weg en je hebt geen kamp meer.

Dan bleef er nog de keuze wie bijt de spits af. Er zijn een aantal kookouders met een lange staat van dienst maar Clementine Van Sande en Maria Tip staan op éénzame hoogte. Clementine is ongetwijfeld de kookouder met de langste en meest complete palmares, maar zij is veel meer met de chiromeisjes op bivak geweest dan met de jongens en wij voelden aan dat wij een artikel over haar niet ‘meester’ waren en dit moesten overlaten aan bijvoorbeeld de oud-leidsters van Sablid. Dus belden wij ‘residentie Tip’ op en maakten een afspraak met Maria.

Hierna, beste lezer, volgt het verslag van onze aangename babbel met Maria. U kan uw opmerkingen, aanvullingen en anekdotes doorsturen naar ons email-adres. Twee weten meer dan één en zo wordt ons collectief geheugen steeds maar groter.

--------------------------------------

We arriveren een kwartier te laat aan de residentie Van Damme aan de Streekbaan. Gepensioneerden hebben altijd een excuus om te laat te komen. Als we binnen komen zitten Dammen en zijn neef Tommeken aan de keukentafel te eten, geflankeerd door Frans van Maria. Zo te zien smaakt het. Op onze vraag: ‘is Maria thuis’ verschijnt ze als een duivel uit een doosje.

 

Als we haar vertellen dat zij de reden van ons bezoek is en dat we met haar over haar tijd als kookmoeder komen praten, glundert ze en we gaan ons aan de grote tafel in de living zetten.

Op haar commando voorziet den Dammen ons van drank. (Duvel, wat anders …) Frans, die er ook altijd graag bij is en ook graag zijn woordeke meeklapt, komt zich ook aan tafel zetten. Den Dammen wordt verbannen naar de keuken maar blijft vandaar, als hij het nodig vindt, aanvullende commentaar geven.

Op de vraag: “Maria wanneer zijt gij begonnen als kookouder”, gaat Maria van start.

“Ik ben de eerste keer meegegaan op kamp als kookouder in Mont-Salvaet (Westouter n.v.d.r.) in de hete zomer van 1976. Maria Godverdomme (Maria Van Driessche n.v.d.r.) was gestopt als kookouder voor de jongens (Chiro Tip Top ) en Clementine zou haar taak overpakken en had mij gevraagd om met haar mee te gaan. Agnesken en Jef Van Boven zouden ook meegaan om te helpen.

In die tijd leefde metjen Clemmeken nog en zij zei: ‘Maria ik kan mijn plan nog trekken, ik kook wel voor Miriam en gaat gij met Frans maar mee, ge moet naar ons niet omzien.”

 

En dus trok ik met Frans, Clementine, Honoré, Jef en Agnesken naar Montsalvaet. De bedoeling was dat Clementine baas in de keuken was en de rest zou helpen. Jef Van Boven was er ook graag bij maar de duiven moesten gevallen zijn, anders bleef hij op zijn duivenkot in Wies. We waren nog maar goed een paar dagen op ’t kamp als Clementine telefoon kreeg dat haar zuster overleden was en dat ze dringend naar huis moest komen, met als gevolg dat ik van de ene op den anderen dag zelf verantwoordelijk was voor de keuken en mijn plan moest trekken. Na het kamp van de jongens ben ik dan ook nog gebleven voor het kamp van de meisjes (Chiro Sablid). Dan zijn Frans Vermeir en Hermine en Jeanneken Van Hove opgekomen om mij bij te staan. Mijn eerste vuurdoop als kookmoeder heeft dus direct twintig dagen geduurd. En ik was vertrokken voor 15 kampen en ik deed het graag.

Dat eerste kamp was één van de schoonste. Al van in het begin werden er slaapzakken gestolen en de politie kwam langs om te zeggen dat er ’s nachts smokkelaars in de bossen zaten. Er werd ’s nachts zelfs geprobeerd om binnen te breken maar de leiders hadden het gelukkig gehoord. Op de groepsdag zaten de smokkelaars iets verder in den bos en heel de groep ging er op af. Als de dienstleider van den dag ons toen kwam vragen om voor acht man meer ‘ kaa-plaa en frieten’ te maken viel mijne frank dat het een spel was. Sindsdien is het bij de kookouders traditie dat een nieuwkomer in de kookploeg altijd de opdracht krijgt om de kaa-plaa’s te tellen.

Bij mijn voorgangers kregen de leiders na het avondspel en de leiderskring nog iets te eten. Toen ze mij kwamen vragen of ik dat ook wilde doen heb ik gezegd: ‘tes goed op één voorwaarde, dat de jongens die nachtspel gedaan hebben ook nog iets krijgen’.

Dat waren dus lange dagen voor U Maria, en hoe zag uw dag op kamp er uit?

“Ja, ik was altijd den eersten op en ging de laatste slapen nadat ik mijn ronde gedaan had. Na het opstaan moesten er boterhammen gesmeerd en belegd worden. Nu zetten ze brood en boter en bijval op tafel maar wij smeerden en belegden zelf met smeerkaas en confituur. Er moest koffie en chocomelk gemaakt worden en op wandeldagen moesten er lunchpakketten klaargemaakt worden. Meestal met gebakken eieren al da niet met spek. Na het ontbijt volgde de afwas en dan begonnen we aan het middagmaal. Soep, hoofdgerecht en dessert. Alles vers. Ik kookte en mijn helpers zorgden voor het schoonmaken en versnijden van de groenten. De mannen schilden de petatten en deden het zware werk en de commissie’s. De soep werd gemaakt van zelfgetrokken bouillon. Een klassieker was kippenbouillon, het vlees van de soepkiekens samen met gehaktballekes werd ’s anderendaags opgegeten als vol-au-vent met friet of puree. Af en toe gebeurde er wel eens een accident. Zo goten onze Frans en Poepken in Chassepierre den bouillon in ’t rioolputteken in plaats van de petatten af te gieten. Wacht ik zal mijne menuboek er eens bijpakken.”

Maria rommelt wat in schuiven en komt met een schrift af waarin de menu’s van diverse kampen mooi opgeschreven staan. Dit boekje moest verplicht bijgehouden worden voor het Nationaal werk van Kinderwelzijn (die subsidie’s gaven voor kampen. n.v.d.r.). In dit boekje staat per dag wat er gegeten werd. De variatie is groot. Zo staat er bij middagmaal onder andere: kervelsoep, tomatensoep, groentesoep, vol-au-vent met frieten, stoofvlees met appelmoes, vleesbrood met boontjes, fish-sticks met spinaziestoemp, hors-d’oeuvre, varkensgebraad, etc.

Ik heb de spaghetti bolognaise ingevoerd en de barbeque, we hebben zelfs ooit mosselen gemaakt op het kamp (in Bree denk ik) waar Poepken nen halven dag voor rond gereden heeft om ze in Limburg te vinden.

Na den afwas ’s middags deden we soms een klein wasken voor de jongens of naaiden wat knopen aan broeken of hemden en begonnen aan het vieruurtje wat meestal uit boterhammen met bijval bestond. Klassiek beleg was salami en kaas. Per kamp versneden we een grote salami die in de begin jaren van Jefke Putteman kwam en daarna van Maurice Van Hove. ’s Avonds was er na de slotformatie nog eten voorzien dat ofwel uit de resten van ’s middags bestond of vanille-, chocolade-, of rijstpap. En dan was er ’s avonds laat nog eten voor de leiders en de jongens die nachtspel hadden gedaan. Als de oudste jongens op tweedaagse trektocht gingen dan stond ik er op om hen ’s avonds nog gekookt eten te brengen. Op een keer waren we echter bestek vergeten en hebben we in een plaatselijk café moeten gaan vorken en messen lenen. Het waren drukke dagen maar gelukkig stond ik er niet alléén voor. Voor de boekhouding van het kamp kon ik vele jaren een beroep doen op Carine Aerts ( eigenlijk onze verpleegster n.v.d.r.) die mij vooraf ook hielp om de menu’s en boodschappenlijsten samen te stellen. Verder zijn er nog vele andere mensen mee geweest om te helpen zoals Camiel Cami en Maria, Jan Troch en Marleen, William Maes en Maria, Paul Van Den Elzen en Diane, Jeaninne van Galleken, Luc van den Bakker en Marianne, Myriam Moortgat, Freddy Van Praet, Julienne Van Hove en Marcel, Simonne Boey, Kristien Van Acker en waarschijnlijk vergeet ik er nog een aantal. Als proosten heb ik gekend Pater Jossa, Marc Van Steen en Paul Redant. Vooral met Paul Redant deed ik het goed, daar kon ik goed mee klappen. ’s Avonds zaten we met de kookploeg nog wat bijeen en er waren kookouders die graag een slaapmutsken hadden, anderen hadden hun maternest op de slaapzaal”

Zijn er gebeurtenissen die U speciaal zijn bijgebleven Maria?

“ Natuurlijk. Zo hadden wij in Montsalvaet op een dag te weinig brood in huis. Ik stuurde er Frans Vermeir op af en die vertrok per vélo. In het terugkomen geladen met brood ondervond Frans dat hij geen freins op de vélo had en in een bergaf reed hij de gracht in, gelukkig zonder al te veel erg. In Chassepierre was onze huisbaas de pastoor, een zeer oud pasterken. Hij wist Wieze liggen want hij was in den oorlog aalmoezenier van de Ardeense Jagers geweest en bij de schermutselingen in Mespelare was hij gevangen genomen maar een andere dode jager was onder zijn naam begraven in Mespelare. Deze pastoor kwam dagelijks bij mij verse soep eten, de conversatie was wat beredderen want hij sprak niet al te goed Vlaams. De eerste keer dat hij kwam wees Roger Van Damme naar mij en zei tegen de pastoor ‘daar moet ge van oppassen, menier de paster, want dat es e serpent van een wijf’. We hebben er goed om gelachen, de pastoor ook.

In Chassepierre hebben we met het keukenpersoneel een boottocht op de Sémois gedaan. Dat was ook een belevenis.

Op een keer hadden we met de keukenploeg een groepsspel voorzien voor de kinderen. De vader van Carinneken had een rad van fortuin in mekaar geknutseld en we hadden een hoop prijzen voorzien. Waaronder een heel grote zak ‘LieveVrouwkes’. Toen het spel moest beginnen bleek dat de zak met ‘LieveVrouwkes’ zo goed als leeg was. Toen ik aan de leiders vroeg wie daar had aangezeten zei Ignace Coppens; ‘Ik weet het niet Maria, maar ’t zijn goei”.

En dan waren er telkens weer de schoon momenten van het kamp. Als de gasten en de leiders 's avonds terug kwamen van tweedaagse, hongerig, moe, vuil, smerig, met blaren en bleinen op de voeten, maar dan toch nog al zingend en gelukkig het kampterrein op marcheerden, ja dat doet u iets . En elke avond het ingetogen moment bij het afsluiten van de formatie, als het slotlied, “O Heer, d'avond is neergekomen” werd gezongen. Dan pinkte ik meer dan eens een traantje weg van emotie omdat alles weer goed verlopen was met de bescherming van hierboven.

Maria, vanwaar komt uw bijnaam TIP?

“Wel, iedereen denkt dat deze naam mij gegeven is om dat ik zogezegd graag tipkes dronk (Royal Ale van Van Roy n.v.d.r.), niets is minder waar want ik drink liever pilskes. Maar mijn vader zaliger kon goed zingen ( ik zing trouwens ook graag, op kamp zong ik ook dikwijls) en was bij het zangkoor. Hij was ééns proper opgekleed met kostuum en plastrong naar de repetitie van ’t zangkoor geweest en was nadien blijven plakken. Toen hij thuis kwam had hij nog juist de tijd om een ander broek aan te schieten voordat hij moest gaan werken. Hij werkte toen met de Dhooghen aan de steenovens. Toen hij daar toe kwam, nog altijd met wit hemd en plastrong, zeiden zijn werkmakkers ‘amaai, wat nen Tip komt er daar af’ en sindsdien had hij zijn bijnaam Tip. En zodoende ben ik Maria Tip geworden.”

Maria Tip noemt officieel Maria Van Weyenberghe en is geboren te Lebbeke op 28 juli 1936.

Frans van Maria noemt officiëel Frans Van Damme en is geboren te Wieze in de Schoolstraat op 16 juli 1934.

Ze hebben mekaar het eerst ontmoet in ‘De Congo’ een danscafé in Opstal. Maria was daar naar toe getrokken om te dansen. Frans was daar naar toe gegaan voor Rosa van Frans van de Poep maar zag Maria en was verloren. ’t Was liefde op het eerste gezicht, ze hebben elk geen ander lief gehad. Frans kan niet dansen maar Maria heeft wel andere dingen van hem geleerd. Ze zijn getrouwd op 10 mei 1958 en kregen twee kinderen, Miriam en Peter.

Maria, waarom zijt ge gestopt na 15 kampen?

‘Wel metjen Clemmeken had behoefte aan meer oppas en verzorging en ik sukkelde ook wat met mijn rug en daarom heb ik met pijn in het hart besloten de fakkel door te geven. Want weet ge, koken is mijn lang leven en ik doe het nog altijd graag.’

Tot op de dag van vandaag kookt Maria elke weekdag nog steeds voor haar kinderen en kleinkinderen en zal dit blijven doen zolang als ze kan.

Armand en Gerard

 

Reacties

  • Reactie van Jan Macharis:

    Wat ook bij Maria Tip ‘hilarisch’ was …

    Toen we haar krullen mochten wassen met zelfgemaakte ‘eiershampoo’, hebben we dan ook eens in de keuken op kamp ons met 3 (blote) leiders in ‘hare pompbak’ gewassen.


  • Reactie van Jan Macharis:

    Één goed bewaard geheim zal ik dan nu ook verklappen:

    Toen de Coecken en ik leider waren van de aspi’s, waren we op tweedaagse in Ouren. ’s Avonds kwam Maria en haar ploeg met de ‘vol–au–vent en puree; we mochten dan ook van de kookploeg één keer drinken in de plaatselijke café met alle aspi’s.

    Toen ze vertrokken, kwam ze zeker 3 keer zeggen tegen de Coecken en mij dat ‘onzen Dammen’ maar 1 pilsken mocht drinken …

    We gingen allemaal mee naar buiten om te gaan slapen in de schuur van de plaatselijke boer…. Toen Roger (met de kookploeg) met zijn auto de hoek om was, keerden we allemaal terug naar het café en hebben daar ‘zéér zwaar verbroederd’ en op de tafels gestaan, gedanst, gezongen én zwaar gedronken met de vakantiegangers van de camping daarnaast.

    Daar heeft ‘onzen Dammen’ (en de andere aspi’s) volgens mij leren drinken (denk ik).

    Vergeef het ons Maria! We waren zelf nog jong en onbezonnen.